::

beschrijfsels en gedachtenwier
ook al interesseert het je geen zier
toch lees je het hier

dinsdag 17 mei 2011

Eenzaam aan de top

Een mens komt al eens iets tegen in het leven, zeg ik altijd maar. En vooral als je zo'n bijzonder spannend leven hebt als ondergeschrevene (ik dus). Het zou ons veel te ver brengen om met al te veel geuren en kleuren in te gaan op de zaken die mijn leven zo fascinerend maken, maar u kan er zich van vergewissen dat ik wel weet waar het honingpotje staat. Ja, "Jawadde", zou de volksmond zelfs al eens durven riposteren. Over de volksmond gesproken, terug naar mijn bijzonder luisterrijke avonturen. Soms, als het echt moet, durf ik mij al eens buitenshuis wagen. Gewapend met sjaal en andere stijlvolle accessoires trek ik de wijde wereld in. Of toch alleszins richting bakker, drie straten verder. Op die tocht kom ik vaker dan af en toe mijn buurvrouw tegen. Niet die met haar verfoeilijke stofvodobsessie, maar een andere. Dit exemplaar is robuuster en rijkelijk voorzien van al wat Moeder Natuur maar kan geven, behalve intellect. En toch, in uithoudingsvermogen blinkt zij uit en overtreft zij menig ander schepsel. Het zit namelijk zo: zij is bezig met het halen van een wereldrecord. Het duurt nu vast niet lang meer voor we haar kunnen kronen tot Koningin der Meest Onverwachte en Irrelevante Racistische Uitspraken (Tijdens Gesprekken Over Dagdagelijkse Dingen). Ik vond die titel ook eerst eerder overdreven, maar dat is vast ook de bedoeling. Eerlijk gezegd, haar wereldrecordpoging is ondertussen echt een knappe verwezenlijking aan het worden en dus kan ik niet anders dan haar steunen. Het is heus niet makkelijk om in een dagdagelijks (doch verfijnd) gesprek over ladders, regen of zeepsop een racistische opmerking te berde te brengen. En toch slaagt zij daar als geen ander in. Ik ben ervan overtuigd dat weinigen haar dat na kunnen doen. Daarnaast ben ik er ook van overtuigd dat weinigen dat zouden willen. Het is namelijk een ware uitputtingsstrijd, zo'n wereldrecord behalen. Ik kan het wel weten, nu ik de eindfase van mijn eigen wereldrecordpoging nader. En al lijkt de eindstreep nog niet meteen in zicht, toch begint het al te wegen. Het is dan ook algemeen geweten dat de laatste loodjes het zwaarst wegen, anders zou het geen spreekwoord zijn. Want zo gaat dat nu eenmaal, doodgewone dingen zoals "Zal deze wereld blijven bestaan?" worden geen spreekwoorden, dat hoort niet. En zo zijn er wel nog een hele hoop zaken die niet horen, maar laten we daar nu niet dieper op ingaan. Te gelegener tijd zal ik me met veel plezier over die kwestie buigen, maar laten we nu omwille van de chronologie even terugkeren naar mijn avontuur aan mijn voordeur. Wanneer ik daar dan zo sta, toeschouwer van een geweldige recordpoging, kan ik me niet van de indruk ontdoen dat zij (mijn buurvrouw dus) vast een zware last moet torsen. En dan heb ik het niet alleen over haar volumineuze derrière. Nee, het is eenzaam aan de top. Het moet toch wat met je doen als mens om zo alleen op te klimmen. Door je superioriteit stijg je boven het plebs en al die smerige, profiterende bruinen uit, tot je helemaal bovenaan staat. Het kan niet gemakkelijk zijn, en daarom wil ik dit schrijven aan haar opdragen. Er staat niets professioneler dan je schrijven opdragen aan iemand. Misschien een hippe zonnebril of bretellen, maar dat kunnen we niet met zekerheid zeggen. Wat we wel met zekerheid kunnen zeggen, is dat mijn buurvrouw een ware heldin is. Moge haar grote volksmond nog jarenlang diepzinnige waarheden poneren!

Io vivat, buurvrouw!

Geen tijd om te weken

"Het is niet alsof je veel beters te doen hebt, geef maar toe", zei je tegen jezelf. Je zit maar wat. Je pit maar wat. Je moddert aan. En je modderige zelf weet geen blijf met al die tijd. En voor je het weet, gaat het van kwaad naar erger. Tijd wordt een vaag begrip van verloren uren, dagen en maanden. Minuten lijken af te tellen, seconden vermenigvuldigen zich, tellen op, tot de tweede. Een enkele keer probeer je het knipperen van je oogleden te tellen. 1 knipper, 2 knipper, 3 knipper, tot je plots niet meer weet welke dag het is. (Alsof je het gisteren wel wist.) Je lijkt wel terug te keren, in plaats van vooruit te gaan. Zon onder, zon op, zon onder, zon op, engazomaardoor. Je zit vast in tijdloosheid. Ben je er nog wel? Ben je niet stiekem opgelost in achterwaartse dagen? Urenlang ongemerkt gekrompen. Eerst je tenen en je benen en dan de rest. Eén voor één opgeslokt door het grote eeuwig. En je doet er niets aan. Je hebt het vast niet eens door, te druk met denken zitten voelen wachten kijken. En plots ben je weg, binnenstebuiten, ondersteboven, achterwaarts zwevend tussen hier en daar. Voortdobberend op onbestaande briesjes (een beetje zoals dat witte stuifmeel dat maar niet verdwijnt), altijd op weg naar nergens. Tot je niet meer kan en nergens ergens geworden is. Dan sta je plots stil. Bam, daar is de tijd. Je botst hard tegen seconden. Je schrikt wakker. Plots zijn seconden minuten geworden. Een ijskoude waterval van druppelende kwartieren, geutjes halve uren. Een zondvloed van uren wordt dagen en weken. Geen tijd om te weken. Dan moet je vooruit. Vooruit! Al die kostbare brokjes moment! Je opent je ogen. Je hapt naar lucht. Je beweegt. Mee met de stroom. Voorwaarts en altijd maar en altijd maar vooruit.